|
|
Los
Angeles, 31 maart 2007
|
||||||||||
|
De lucht die ik inadem draagt de geur van bederf en verrotting met zich mee en lijkt wel warmer en vochtiger dan wat ik uitadem. De wereld is vol met de geluiden van insecten en vogels, regelmatig onderbroken door vallende vruchten en dode bladeren of takken. Overal waar ik kijk is het groen in schakeringen en tinten waarvan ik de meeste nog nooit gezien heb. Nergens is de horizon te bekennen en dichterbij krioelt het van het leven. De rottende tak die ik van de grond opraap blijkt bewoond te worden door mieren die boos in mijn hand en arm bijten als ze er achter komen wie ze stoorde in hun drukke bezigheden. De vette pad die zich onder de tak verstopt had verhuist verontwaardigd onder een naburige tak. Op ooghoogte wachten enorme spinnen in hun al even enorme webben geduldig op de dingen die komen gaan, hopende dat het smakelijke insecten zullen zijn, en overal fladderen kleurige vogels en vlinders zo groot als mijn hand mijn gezichtsveld in en uit. Geïnteresseerd buig ik mij over een smalle kale strook die zich als een miniatuur snelweg door de dichte begroeiïng baant. Hierover blijken mieren zich te haasten van hun ondergrondse nest naar een nabij gelegen citroenboom die ze beklimmen tot ze een blad van hun gading vinden. Daarvan knippen ze een keurig partje dat vervolgens door één van hen als een klein groen zeiltje naar het nest wordt terug gedragen. Een tweede mier reist hierbij als een matroos mee boven op het blad. In het nest worden de bladeren gevoerd aan schimmels die vervolgens de mieren als voedsel dienen. De mieren kunnen niet zonder die schimmels, en de schimmels inmiddels ook niet meer zonder de mieren, een prachtig voorbeeld van symbiose. |
|
||||||||||
|
Dit is allemaal heel anders dan de
kurkdroge
en levenloze woestijnen van Egypte,
Soedan
en Chili,
en de
regenachtige maar boomloze weilanden van IJsland.
Afgelopen
zomer nam ik namelijk deel aan een project in het
neotropische
regenwoud van Panama. Ik heb daar overigens geen hoed
gekocht en het
kanaal heb ik alleen vanuit de lucht gezien. Het project
waaraan ik
deelnam vond plaats op Isla
Colon, een eiland voor de noordwest kust van
Panama, in de
Atlantische Oceaan. Net als op IJsland ligt het nieuwe
internationale
vliegveld van Panama City ver buiten de hoofdstad, en is
het vliegveld
dat gebruikt wordt voor de binnenlandse vluchten een
voormalig
Amerikaanse militair vliegveld daar midden in. De vlucht
daar naar toe,
terug van Isla Colon in één van de antieke Twin Otters
van de locale maatschappij Aeroperlas, voert vlak langs
de enorme
'Bridge of the Americas' over het Panama Kanaal. Na oog
in oog met de
automobilisten te hebben gevlogen daalt het vliegtuig
tot bijna op de
snelweg en landt dan vlak achter een voetbalveldje.
Angstaanjagend,
maar achteraf een goed verhaal, net als toen op de
heenweg de piloot
zjjn raampje open schoof toen hij het in het vliegtuig
een beetje te
warm vond. Toen Columbus in 1502 langs Isla Colon voer woonden daar al vele eeuwen mensen. Zij leefden van wat het oerwoud en vooral de oceaan te bieden had en voerden handel met het vaste land. Voordat de Europese kolonisten het gebied bereikten spoorden zij de bewoners van Midden Amerika die al onder hun gezag vielen aan om Isla Colon aan te vallen, de mannen terug te brengen als slaven en met de vrouwen te doen wat ze wilden. Daarmee ging de oorspronkelijke beschaving ten onder zonder veel sporen achter te laten. Al snel vestigden zich nieuwe bewoners op het eiland, eerst afkomstig van de bergen op het vaste land, later ontsnapte en uiteindelijk ook bevrijde slaven. In het begin van de 20e eeuw werd het eiland min of meer in beslag genomen door de United Fruit Company voor de teelt van ananas en bananen. Toen de Company een halve eeuw later het eiland weer verliet werd het land, dat eigenlijk helemaal niet van het bedrijf was, weggegeven aan de boeren die het land al die tijd bewerkt hadden. En om de zaak nog ingewikkelder te maken gaf dictator Manuel Noriega stukken van het eiland weg aan zijn politieke vrienden. Het zal niemand verbazen dat het eigendomsrecht van elk bruikbaar stukje eiland omstreden is. En nu het eiland ontwikkeld wordt voor het toerisme verharden dergelijke conflicten zich snel. |
|||||||||||
|
Verder naar het einde |
|||||||||||
|
Het project waar ik aan deelnam is
één van de vele archeologische expedities die
georganiseerd worden vanuit UCLA, in dit geval door Dr.
Tom Wake, de
directeur van ons Archeozoologisch Laboratorium. Door
hem worden dus de
botten bestudeerd die gevonden worden in archeologische
context, niet
zozeer menselijke botten maar vooral dierenbotten. Die
kunnen
belangrijke informatie leveren over het diëet en de
levenswijze
van oude culturen. Het doel van zijn onderzoek op Isla
Colon is het
vinden en bestuderen van overblijfselen van de
pre-Columbiaanse
beschaving in Boca del Drago, op de westpunt van het
eiland. Die zijn
daar voor het eerst aan het licht gekomen toen een
asfaltweg door het
oerwoud werd aangelegd van Boca del Drago naar Bocas del
Torro, de stad
op de oostpunt van het eiland. Inmiddels zijn een aantal
prehistorische
afvalbergen opgegraven met daarin objecten van steen en
aardewerk.
Typerend voor de potten van de oorspronkelijke bewoners
van Boca del
Drago blijken grote platte schalen met drie holle poten.
Deze poten
stellen vaak vogels of dieren voor en bevatten meestal
één of twee aardewerken balletjes. Ze waren
waarschijnlijk bedoeld als een soort rammelaar, maar hoe
dat precies
werkte als de schalen vol waren is niet duidelijk. Of
klonken de
rammelaars voordat de schalen met voedsel gevuld werden,
of juist nadat
ze waren leeggegeten? Interessant zijn ook de versierde
potten, die
geïmporteerd werden uit het huidige Costa Rica, en
waarvan de
oorsponkelijke versieringen waren 'verbeterd', of in
ieder geval
aangevuld, met ruw in de pot gekraste lijnen. Het is
duidelijk dat de
bewoners van Isla Colon zo hun eigen ideeën over de
wereld hadden.
Tijdens mijn aanwezigheid werd het eerste graf van dit
volk gevonden,
met daarin een verassend goed bewaard gebleven skelet. Mijn taak in Boca del Drago bestond uit het vervaardigen van een kaart waarop de subtiele hoogteverschillen tussen de oceaan, het moeras en het daartussen gelegen oerwoud met de bergen prehistorisch afval zo duidelijk mogelijk te zien zouden zijn. Eenvoudig was dat niet want er waren eigenlijk te weinig mensen en landmeten gaat nu eenmaal moeilijk alleen, hoewel ik dat noodgedwongen wel een paar dagen geprobeerd heb. De meeste mensen in Boca del Drago waren gekomen voor biologisch en ecologisch onderzoek van de apen en de koraalriffen, en niet voor archeologie. Tom, zijn vrouw Christina en baby Summer, en ikzelf logeerden bij één van de weinige plaatselijke bewoners en de hele groep at in het plaatselijke restaurant. Het menu bestond voornamelijk uit bananen (drie keer per dag), broodvruchten (erg lekker), ananas, rijst, bonen en vis. Aan het eind van de meeste dagen zwom ik een rondje in de Atlantische Oceaan in een poging schoon te worden, maar het lauwe zeewater en de tropische kas waarin we rondliepen maakten dat ik me nooit lang echt schoon voelde. Die broodvruchten zijn trouwens aan het eind van de 18e eeuw vanuit de Stille Oceaan naar Midden Amerika gebracht door kapitein William Bligh, nadat Sir Joseph Banks had bedacht dat zij goedkoop voedsel voor de slaven zouden kunnen zijn. De eerste poging die Bligh daartoe ondernam eindigde eind april 1789 toen Fletcher Christian hem na de beroemd geworden muiterij op HMS Bounty dwong de rest van de reis in een sloep voort te zetten. Ik vulde mijn diëet aan met de avocado's en kokosnoten die links en rechts uit de bomen vielen en de nodige glazen bier en Cuba Libre: Coca-Cola met rum en citroensap (de nationale drank van Panama). Een gerecht dat hier goed bij past, en dat populair is in heel Midden en Zuid Amerika, is ceviche, gemakkelijk te maken en heerlijk op een warme zomeravond. Hoofdingrediënten zijn gefileerde vis in dobbelsteentjes gesneden (het gaat het beste met witte vis die een beetje stevig blijft, zoals tong, maar het kan zelfs met inktvis of garnalen), een fijn gesnipperd uitje, verse koriander en vers geperst citroen- of beter nog limoensap. Zout, olie en (Spaanse) peper kunnen naar smaak worden toegevoegd. Het principe achter dit gerecht is dat het gaar worden van de vis en de uien, oftewel de denaturatie van de daarin aanwezige eiwitten, niet alleen door verhitting maar ook door zuur bereikt kan worden. Meng dus alle ingrediënten in een glazen schaal met een goed sluitend deksel, zorg er voor dat er voldoende citroensap aanwezig is, en laat het zuur zijn werk doen. Na vier tot vijf uur is de vis 'gaar' en de ceviche klaar om gegeten te worden, op een toastje, met mais of met rijst. Ik plaats de ceviche meestal eerst een uurtje op het aanrecht, dan roer ik alles nog eens goed door en zet de schaal de rest van de tijd in de koelkast. Vlak voor het eten mik ik de hele boel in een grote zeef en serveer de ceviche op een mooie schaal met daarnaast een mandje toast. Het is uiteraard van belang om schoon te werken en geen metalen in het gerecht achter te laten, dus de schaal ook niet afdekken met aluminiumfolie, die worden immers door het zuur aangetast. Een tip van Johannes van Dam, in zijn prachtige boek 'Dedikkevandam', is om geen schaal maar een plastic zak te gebruiken en die regelmatig in de koelkast om te draaien. |
|||||||||||
|
Verder naar het einde |
|||||||||||
|
Het
landschap waarin we werkten zag er echt zo uit als
beschreven:
neotropisch regenwoud afgewisseld door verwilderde ananas-
en
bananenplantages en meer recente, en nog niet verwilderde
teakplantages. Hier en daar wordt een veldje kaal gehouden
door de
Ngöbe indianen die samen met hun varkens en paarden in het
oerwoud
wonen; de indianen in een hut op hoge palen, hun dieren op
de grond
daar onder. Toen we op een dag op zoek waren naar
overblijfselen van
het verleden verdween Tom opeens in de bosjes om weer te
voorschijn
kwam met een slang van zeker 2½ meter lang. Zijn vader en
moeder
zijn allebei bioloog gespecialiseerd in amfibieën en
reptielen.
Hij is dus opgegroeid met hagedissen, padden en slangen
maar ik denk
dat hij niet had verwacht dat deze slang zo groot en sterk
zou zijn.
Met de hulp van onze gastvrouw kon hij even later poseren
voor een
foto, maar toen hij de slang terugzette bij de boom
waarin die in
zijn jacht gestoord was draaide die zich woedend om en
probeerde Tom
alsnog te bijten. Wie denkt dat wij zo de rust in het oerwoud verstoorden vergist zich schromelijk: het is daar namelijk helemaal niet rustig. Niet alleen vallen er zoals gezegd voortdurend dingen naar beneden, er worden jaarlijks op de wereld meer mensen gedood door vallende kokosnoten dan door de bliksem, maar ook de dieren zijn behoorlijk luiddruchtig. Dat begint al voor zonsopgang als de brulapen hun territorium afbakenen. Wie het hardste brult, wat meer klinkt als het blaffen van een hond dan als het brullen van een leeuw, is het sterkst en heeft recht op het lekkerste eten en de beste vrouwtjes zonder daarvoor te hoeven vechten. Mensen blijken elke keer opnieuw nauwer verwant aan apen dan we eigenlijk zouden willen. Vervolgens vliegen de papagaaien die op het eiland hebben geslapen, omdat het daar veiliger is, naar het vaste land, waar meer eten voor ze te vinden is. Dat is een opvallend gezicht omdat zij, in tegenstelling tot mensen, strikt monogaam zijn en dichter bij hun partner vliegen dan bij de andere papagaaien. Maar de herrie die ze bij die dagelijkse vlucht maken is er niet minder om. De rest van de dag is gevuld met de soms heel vreemde geluiden van de vogels die op het eiland achterblijven en het gezoem van insecten. En 's nachts fladderden er enorme nachtvlinders door mijn slaapkamer terwijl de gekko's met korte klikjes tegen elkaar praatten. Dus als we de rust in het oerwoud al in gevaar hebben gebracht, dan heeft het oerwoud minstens even vaak onze rust verstoord. Panama City is ongeveer halverwege Los Angeles en Santiago de Chile en de combinatie van projecten in Chili en Panama ligt dan ook meer voor de hand dan de combinatie van Chili en IJsland, en de vlucht van Santiago de Chile naar Reykjavik, zoals ik in 2005 deed. In 2006 vloog ik met Copa Airlines, een Panameese maatschappij die nauw samenwerkt met Continental Airlines, naar Panama City en na een paar uur door naar Santiago de Chile. Twee vluchten van ongeveer zes en een half uur, met een paar uur om over te stappen in Panama City, een prima verbinding met als enige nadeel het vertrek uit Los Angeles om half twee 's morgens. Op Tocumen, het internationale vliegveld van Panama, was duidelijk dat Copa bezig was de hele vloot te vervangen door nieuwe Boeing 737's met een opvallende opstaande vleugeltip, een zogenaamde 'blended winglet'. Deze verbeteren het brandstofverbruik met ongeveer 5% omdat ze de turbulentie rond de vleugeltips verminderen. Er stonden zeker een dozijn van deze nieuwe en nogal opvallende vliegtuigen te laden en te lossen terwijl ik op Tocumen rondliep. Een bijkomend voordeel van de winglets is dat er hoger gevlogen kan worden waar er minder vliegverkeer en minder luchtweerstand is. Het grootste deel van de reis van Los Angeles naar Santiago de Chile legde ik dan ook af op 41.000 voet hoogte (ongeveer 12½ km), in plaats van op de gebruikelijke 35.000 voet ('slechts' ongeveer 10½ km). Ik vloog trouwens terug van Panama City naar Los Angeles in de week dat er in Engeland een aantal mensen waren gearresteerd omdat ze van plan waren om tijdens een vlucht een bom te maken van afzonderlijk aan boord gebrachte vloeistoffen. Daarna mocht er een tijdje helemaal geen handbagage meer worden meegenomen. Voor mij niet zo erg en ik stond er van versteld wat sommige mensen dachten aan boord nodig te hebben. |
|||||||||||
|
Verder naar het einde |
|||||||||||
|
In Chili
verliepen de zaken min of meer zoals in 2005.
We
logeerden ditmaal in een school in Pachica waar
Amerikaanse
missionarissen de kansarme jeugd in goede banen proberen
te leiden. Wij
moesten dan ook het goede voorbeeld geven en mochten niet
roken of
drinken op het terrein van de school. Er waren deze tweede
keer geen
vier, maar twintig studenten zodat alles wat chaotischer
was maar de
sfeer was zeker zo goed. Als uitstapje
reden we dit jaar naar het noorden en Arica, een
havenstad
aan de grens met Peru. De kathedraal van Arica lijkt het
meest op de
kerk van een Duitse provinciehoofdstad maar blijkt bij
nadere inspectie
geheel van ijzer. Deze is dan ook ontworpen door Gustav
Eiffel, bekend
door de toren in Parijs die zijn naam draagt, en een
geschenk van de
Franse regering nadat een aardbeving de oorsponkelijke
kathedraal had
verwoest. In de omgeving van Arica zijn de beroemde
Chinchorro mummies
gevonden, daterend van ongeveer 5000 v.Chr. en daarmee de
oudst bekende
mummies ter wereld, en we konden het fraaie museum in San
Miguel de
Azapa dan ook niet voorbij rijden. Op de terugweg zagen we
de tweede
helft van de finale van het wereldkampioenschap
voetballen, en de
beruchte kopstoot van Zinedine Zidane, in een
wegrestaurant in Huara,
een dorpje langs de Pan-American Highway. In augustus vloog ik alweer naar Nederland, opnieuw zonder handbagage hoewel dat ergens in die week weer werd toegestaan. Maar aan een zakje Fisherman's Friend en een Economist heb ik eigenlijk wel genoeg. In Nederland verbleef ik een tijdje bij mijn moeder, om te schijven aan mijn proefschrift en haar te helpen bij het gedeeltelijk herinrichten van haar huis. Maar vooral natuurlijk voor de gezelligheid. Bovendien werd zij op 11 oktober 75 jaar oud en dat is toch wel iets om even bij stil te staan. We hadden in die periode ook tijd voor het bezoeken van familie, vrienden en bekenden en tripjes naar het leerzame Drents Museum, in Assen, het statige Château Neercanne, nabij Maastricht, en het indrukwekkende monument voor de ramp die begin maart 1883 plaatsvond bij het Friese Paesens-Moddergat. Vlak na mijn verjaardag, begin november, vertrok ik naar Egypte om verder te schrijven en Willeke een beetje te helpen bij haar werk in de Fajjoem. In februari 2007, toen Willeke al weer weken thuis in Californië was, bezocht ik opnieuw de Belgische expeditie in het prachtige Bayt Clarke tussen Edfu en ElKab. Dit jaar reden we elke dag nog verder naar het zuiden om vlak ten noorden van Aswan een aantal 15.000 jaar (!) oude in de rotsen gekerfde afbeeldingen van koeien en nijlpaarden in kaart te brengen. Direct daarna vloog ik via Londen terug naar Los Angeles waar deze brief dan ook vandaan komt. |
|||||||||||
|
Verder naar het einde |
|||||||||||
|
Willeke klaagt soms dat ik te
weinig over haar werk schrijf
in deze brieven. Mijn tegenwerping dat ze eigenlijk haar
eigen brieven
moet schijven pareert zij, volkomen terecht, door op te
merken dat ik
dan haar naam niet boven deze brieven moet zetten.
Daarom deze keer
iets uitgebreider bericht over haar werkzaamheden. Het
project in de
Fajjoem, waaraan ik dus ook een paar weken heb
deelgenomen, beleefde
afgelopen jaar de beste aflevering ooit. Niet alleen
door de sfeer
binnen het team, mede op peil gehouden door een aantal
Nieuw Zeelandse
deelnemers, maar ook wat de resultaten betreft. Zo werd
een verloren
gewaande vindplaats uit de Steentijd herontdekt, midden
in een door de
droogte mislukte wijngaard, en kon de opgraving van de
Grieks-Romeinse
stad Karanis
(Kom
Aushim) na zo'n 70 jaar worden hervat. Dat laatste gaat
samen met een
project om de historische resten beter tegen de barre
omstandigheden te
beschermen, sinds de opgravingen in de
jaren 1920-'30 (door de Universiteit van Michigan) is
hier en daar tot
twee verdiepingen van de huizen weggeërodeerd, en
tegelijkertijd
de stad beter toegankelijk te maken voor het grote
publiek. Begin december bezochtten een aantal Amerikaanse sponsors van Willeke's onderzoek Egypte en werden door haar rondgeleid langs een aantal plaatsen die normaal gesproken voor toeristen moeilijk bereikbaar zijn. In Amerika bestaat een bijna religieuze weerzin tegen het betalen van belastingen, met alle maatschappelijke gevolgen van dien, en worden kunst, cultuur en wetenschap voornamelijk door privé-personen betaald. Dat heeft als voordeel dat de ontvangers rechtstreeks met hun sponsors kunnen overleggen, terwijl die precies kunnen bepalen waar hun geld naar toe gaat. Het nadeel is natuurlijk dat vooral 'sexy' projecten geld krijgen. En net als bij goedkope horloges of schoenen is alle waar naar z'n geld. Samen met de eeuwige strijd tussen de staten en de federale overheid verklaart dit het merendeel van de problemen waarmee de Amerikaanse centrale overheid momenteel te kampen heeft. Gelukkig voor ons geldt het oude Egypte in Amerika als uitermate sexy en begint Willeke voor zichzelf en UCLA een naam te maken binnen de egyptologie. Hoogtepunt van de rondreis was natuurlijk de opening van het Ababda Museum, één van de laatste fasen van het Berenike Project. Voor Willeke zelf waren de hoogtepunten van de afgelopen tijd, naast het succes van het werk in de Fajjoem, de toeloop van nieuwe promotiestudenten, de voortgang van de digitale encyclopedie voor Egyptologie en de $ 180.000 die ze onlangs in de wacht sleepte voor een digitaal drie-dimensionaal model van de tempel van Karnak (nabij Luxor). De laatste tijd ben ik meer schrijver dan lezer, vandaar dat ik weinig belangstelling heb voor brieven zoals deze, hoewel ik vooralsnog weinig concrete bewijzen daarvoor heb. De boeken en artikelen waar ik het al brieven lang over heb verkeren nog steeds in verschillende fasen van publikatie. Niet alleen het schrijven, maar ook het doen uitkomen van dergelijke geschriften is een traag proces dat een lange adem vereist. Als ik daar even niet meer tegen kan duik ik onder in de wereld van 'A Suitable Boy' geschreven door Vikram Seth. Deze roman speelt in het India van de jaren 1950, net na de Tweede Wereldoorlog en de Onafhankelijkheid. Helaas is dit boek nog niet in het Nederlands verkrijgbaar, misschien omdat het bijna 1500 bladzijden dik is. Een later boek van dezelfde schrijver is wel vertaald onder de titel 'Verwante Stemmen' (An Equal Music), maar dat heb ik dan weer niet gelezen. Net als mijn zuster en broers heb ik ook onlangs de piano omarmd en ben al snel verslaafd geraakt aan de Mazurka's van Chopin. Niet dat ik die kan spelen maar ik heb er wel veel lol in het te proberen en ik hoop de buren ook. Wat muziek betreft wil ik hier ook graag nog even de aandacht vestigen op het recente werk van Jan Rot die al verschillende zangstukken heeft 'hertaald' en helpen opnemen, waaronder 'Dichtersliefde' (Schumann), 'Winterreis' (Schubert) en zelfs Bachs 'Mattheus Passie'. Zeker het beluisteren waard. |
|||||||||||
|
||||||||||||
|