barnard.gif (1573 bytes)

  Brief uit Caïro, nummer 2, 25 mei 1995

Waarin Hans niet op het weer wil ingaan maar dit toch doet, en hij er tevens achter komt hoe de Egyptenaar een woning zoekt.

Index
Vice versa
Home

vogel1.gif (367 bytes)Eénvogel2.gif (361 bytes)

Nu Willeke zich onbereikbaar ver in het zuiden van Egypte bevindt (in Daraw, vlakbij Aswan), waar de temperatuur dagelijks tot ruim boven de 40 graden Celsius oploopt, heb ik mooi de gelegenheid mijn tweede Brief uit Caïro op te stellen. Dat is dan tevens de laatste voor wij naar Nederland zullen afreizen, waar wij in de loop van 15 juni hopen aan te komen. Daar begint dan een vier weken durende rondreis langs al onze familie, vrienden en kennissen, niet alleen om iedereen weer eens te zien maar ook uit financiële overwegingen. Half juli zullen jullie blij zijn dat dat stelletje uitvreters weer ophoepelt naar Egypte en nog meer dat jullie dit volgend jaar allemaal kunnen komen terughalen.

Zoals duidelijk zal zijn geworden ben ik niet in staat om iedereen meer dan een persoonlijke noot te schrijven. Ik hoop dus dat ook anderen enig plezier beleven aan de brieven die ik aan mijn ouders schrijf, of in ieder geval enige waardering kunnen opbrengen voor de tijd die en het geld dat ik daarin steek. Daarbij komt dat ik mijzelf de grens van 30 kopieën, enveloppen en postzegels heb opgelegd, zodat ik zelfs niet iedereen persoonlijk een onpersoonlijke brief kan doen toekomen. Ik hoop dan ook dat men mijn brieven aan elkaar doorgeeft (zoals vroeger de krant), voorleest (mag ook telefonisch) of er desnoods zelf kopietjes van maakt (in geval van ernstige familievete).

Verder met mijn beschrijving van het leven hier. Ik begin niet, zoals veel brieven en gesprekken vanuit Nederland, met het weer omdat dit, afgezien van de temperatuur, altijd hetzelfde is: droog en zonnig met een matige noordenwind. Nee, ik wilde ingaan op de vraag hoe wij hier eigenlijk zo snel een woning gevonden hebben. Gaat dat in Egypte net als in Nederland, met advertenties, makelaars en lange wachtlijsten? Tot wij half maart vanuit de woestijn naar de - min of meer - beschaafde wereld terugkeerden wisten wij het ook niet, maar het gaat vanzelfsprekend heel anders.

Wie een huis zoekt gaat naar de wijk of straat waar hij graag zou wonen en kijkt daar naar boven, als om te zien of er nog verdiepingen onbewoond zijn. Binnen een minuut staat er dan iemand naast je die zich pas als het op betalen aankomt als simsaar (makelaar) zal legitimeren. Hij vraagt je of je een huis zoekt en zo ja of je dan maar met hem mee wilt gaan. Hij laat je binnen in de - altijd gemeubileerde maar niet altijd even goed onderhouden - flats waarvan hij weet dat ze leeg staan en te huur zijn. Dat is vaak heel ergens anders dan waar je hem bent tegengekomen en de rondgang begint meestal bij de duurste.

Heb je interesse dan wordt de huisbaas gebeld met wie over de verdere voorwaarden onderhandeld moet worden. Daarbij is het leuk, maar helaas niet erg nuttig, te weten dat de meeste Egyptenaren zo'n LE 10 (= f 4,60) per maand aan huur betalen, terwijl de meeste buitenlanders, en dus ook wij, ongeveer LE 1000 (= f 460,-) per maand kwijt zijn. Ondanks deze lage huren en het grote aantal inwoners kent Egypte geen woningnood, en dus ook geen wachtlijsten, urgentiebewijzen of medische verklaringen, waarschijnlijk door de grote inschikkelijkheid van de mensen.


Waarin Hans uitlegt wat een bawwaab is en licht werpt op het tegelijkertijd aan- en afwezig zijn van een sociaal verzekeringsstelsel in Egypte.
 

 

vogel1.gif (367 bytes)Tweevogel2.gif (361 bytes)

Een andere manier om een huis te zoeken is door een gebouw waar je wel zou willen wonen binnen te lopen en de zogenaamde bawwaab aan te spreken. Een bawwaab is een soort portier (baab betekent deur in het Arabisch) die het gebouw bewaakt (dag en nacht), de vloeren dweilt, de post rondbrengt, je gasten de weg naar je voordeur wijst en je boodschappen in en uit de lift draagt. Om al deze taken naar behoren te kunnen uitvoeren woont hij, meestal met z'n gezin, in de hal of onder de trap, met een overloop naar de binnenplaats die in het gunstigste geval als lichtkoker dienst doet maar even vaak als stortkoker gebruikt wordt.

De onze heet Girgis, een typisch Koptische naam die is afgeleid van de hier zeer populaire heilige Sint Joris (inderdaad, die van de draak) en hij woont onder de trap met zijn vrouw, zijn dochtertje en zijn broer. Gelukkig kunnen zij de binnenplaats gebruiken als keuken en opslagplaats. Voor bewezen diensten ontvangt een bawwaab maandelijks een klein bedrag van de huurders.

En daarmee komen we als vanzelf op het sociale verzekeringsstelsel in Egypte. Op het eerste gezicht lijkt Egypte een feodale of neo-koloniale maatschappij waarin iedereen met een beetje geld anderen in dienst heeft en niets meer zelf doet. Daarmee in overeenstemming, of juist in tegenspraak, is de hinderlijke gewoonte van een groot aantal mensen om voortdurend hun diensten, als taxi-chauffeur, schoenpoetser, kruier, schoonmaker, bawwaab of anderszins, aan te bieden en verontwaardigd te reageren als die worden afgewezen.

Na een periode van twijfel, en verschillende gesprekken met autochtone Egyptenaren, blijkt dit voortdurend uitwisselen van diensten en fooien onderdeel uit te maken van een gecompliceerd sociaal netwerk, waarin mensen zonder duidelijke baan of vast inkomen hun diensten aanbieden aan derden die hen daarvoor belonen met een meestal pas achteraf vast te stellen bedrag. De rijken betalen hier dus geen belasting en de armen ontvangen geen bijstand, maar dat komt zo toch allemaal weer goed, met als bijkomstig voordeel dat achterlijken en werklozen hier niet thuis duimen zitten te draaien maar meedoen in de maatschappij.

Wie geld heeft maar desondanks zijn overhemden zelf strijkt is dus niet karim (Arabisch voor vrijgevig, maar met een religieuze bijklank; het is een populaire voornaam) en daarmee te vergelijken met een belastingontduiker bij ons.


Waarin Hans en Willeke naar Suez reizen en een ontmoeting hebben met nieuwsgierige dolfijnen.
 

 

vogel1.gif (367 bytes)Drievogel2.gif (361 bytes)

Op de eerste dag van het grote Offerfeest wordt door vrijwel elke Egyptenaar 's morgens om zes uur één van de schapen, die al weken van te voren als kerstbomen in speciale stalletjes te koop worden aangeboden, geslacht om te vieren dat Abraham indertijd een schaap mocht offeren in plaats van zijn zoon. Wij hadden besloten die dag, en de drie daaropvolgende vrije dagen, door te brengen in Suez. Daar waren we samen met Jolanda en André (van stagiairs via collega's nu vrienden geworden) uitgenodigd door één van de chauffeurs van de opgraving. Eén dag hebben we - onder het genot van suikerspinnen, ijsjes en Coca-Cola - een hele tijd zitten kijken naar de enorme oceaanstomers die daar door de woestijn lijken te glijden, allemaal dezelfde kant op: in het Suez-kanaal geldt éénrichtingsverkeer.

Een andere dag hebben we doorgebracht aan en in de Rode Zee, op de plaats waar vanaf de weg langs de kust te zien is hoe de dolfijnen die in de Rode Zee wonen naar de oppervlakte komen. Ze kijken waarom ze niet verder naar het noorden kunnen zwemmen en verdwijnen dan weer teleurgesteld onder water, in de richting van de Indische Oceaan. En ook nu kwam er een kudde langs - het zijn tenslotte zoogdieren - die van de gelegenheid gebruik maakte om te kijken wat wij aan het doen waren. Zo blijkt het verschil tussen mens en dolfijn kleiner dan het lijkt: wij waren tenslotte met hetzelfde doel van huis gegaan. Elke wijfje werd als een schaduw gevolgd door een jong dat vanzelfsprekend al veel beter, en vooral veel sneller, kon zwemmen dan wij. Daarom, en omdat dolfijnen nooit een vrije dag hebben, duurde hun bezoek maar kort. De herinnering eraan zal ons echter nog lang bijblijven.

De eerste onverantwoorde aankoop, zoals Willeke en ik daar altijd over spreken, hebben we immiddels ook al gedaan: op de tentoonstelling in Alexandrië kochtten wij één van de kunstwerken van Arita Baaijens. Het is een compositie van vier van haar close-up foto's van de woestijn, 20 x 30 cm. afgedrukt op een groot stuk beige katoen en vervolgens aangebracht op een nog grotere lap blauw katoen, voorzien van haar handtekening. LE 1200, in termijnen te betalen. Daarmee hebben we echter een beter stukje van de woestijn in huis dan de laag stof die voortdurend neerdaalt op alle horizontale vlakken en die je woonkamer binnen de kortste keren in archeologie verandert.

Als ik nu niet ophoud met schrijven heb ik straks zelfs geen ruimte meer voor het toevoegen van een persoonlijke noot. En dat terwijl ik aan zoveel nog niet ben toegekomen. Allereerst zijn daar nog steeds de avonturen waarnaar ik in mijn vorige brief al refereerde, daarnaast heb ik nog niets verteld over wat we hier allemaal uitspoken, waarom het zo moeilijk is om bij een Egyptenaar te logeren, wat de problemen zijn als je hier Arabisch wilt leren of waarom wij uitgenodigd zijn voor een etentje bij de Nederlandse ambassadeur (dr. Nico van Dam, bekend van radio en TV omdat hij tijdens de Golfoorlog ambassadeur in Irak was). Ik beloof dat ik mijn volgende brief met één van deze zaken zal beginnen en wie daar niet op wil, of kan, wachten moet ons tussen 15 juni en 15 juli maar persoonlijk aanspreken.

Hans Barnard

Index
Vice versa
Home